Het ras

ALGEMEEN

De Samen zijn een nomadevolk die leven boven de poolcirkel.

Vroeger leefde de verschillende stammen van de Noorse zee tot rond de Barenszee. Zij leefde van jacht en visserij.

Door het sluiten van de landengrenzen en het vinden en winnen van Ijzer werd hun leefgebied steeds kleiner.

Daar hebben zij hun levenswijze op aangepast. In plaats van op rendieren te jagen, gingen zij rendieren fokken.

De honden moesten van jachthonden veranderen in hoeders.

Omdat de verschillende stammen nu minder contact met elkaar hadden,

ontstonden er verschillende type honden.

In de 2e WO zijn er veel honden gesneuveld.

Na de oorlog werd Finland zelfstandig.

De sneeuwscooter kwam en er was minder werk voor de honden.

Toen het bijna te laat was kwamen er weer mensen die toch werk zagen voor de honden.

Er werden herdershonden geimporteert zoals Border Collies en Duitse Herders. Deze waren echter niet goed bestand tegen het klimaat.

Begin jaren 60 zijn er reizen naar het noorden van Finland georganiseert om honden te vinden die het juiste type hadden om het oorspronkelijke type terug te fokken.

Er werd verschillend gedacht over wat het juiste type was, zodoende kwamen er 2 verschillende type’s naar voren wat uiteindelijk uitmondde vanaf 1966 in 2 verschillende rassen.

De lapinporokoira is sinds 1970 een FCI erkent ras.

Het verschil tussen beide rassen is niet alleen het uiterlijk maar ook het temperament.

De lapinporokoira neemt graag de leiding en werkt zelfstandig.

Hij is slim en lenig. Honden die niet voldoende aangestuurd worden nemen

zelf het initiatief.

Het is een tamelijk gezond ras, de laatste jaren komen er meer gezondheidstesten waardoor er gerichter kan worden gefokt omdat de raspopulatie maar klein is.

In Finland wordt het ras populair met alle gevaren van dien.

De fokcommissie van de Finse rasvereniging doet er alles aan om zo goed mogelijk advies te geven en het ras te bewaren voor de toekomst.

KARAKTER

Een Lapinporokoira is in huis een rustige, vriendelijke hond. Sommige zijn wat afstandelijk naar vreemde mensen, ze mogen echter niet schuw zijn.

buiten zijn het energieke en werklustige honden. Als ze opgewonden zijn kunnen ze blaffen, dit is wel goed te begeleiden.

Het zijn ook zelfstandige honden, die snel een situatie inschatten en daar naar handelen. Dit maakt dat een eigenaar attent moet blijven en inspelen op het gedrag van de hond.

Een Lapinporokoira leert snel en verveelt zich ook gauw. Een eigenaar moet inventief en creatief zijn hond opvoeden.

Indien een Lapinporokoira saaie lessen krijgt of veel herhalingen zal deze niet gemotiveerd zijn en afhaken bij de lessen. Een hond van dit ras die te weinig uitdaging krijgt, gaat zelf initiatieven ontplooien.

Het zijn ook zelfredzame honden, dat wil zeggen dat ze hun eigen kostje bij elkaar kunnen scharrelen indien nodig. Ze vangen muizen, vis, mosselen etc. en schuwen een groentehap ook niet.

VACHT

Structuur van de vacht:

De bovenvacht is middellang, hard en recht. Meestal is de vacht rond de nek en bij de broek wat langer dan op het lijf. Er is wel veel verschil tussen de individuen. Soms zit er een lichte golf in de vacht, andere hebben een (te)korte of juist een (te)lange vacht. De ondervacht hoort dicht en zacht te zijn. Er zit verschil tussen de zomer en wintervacht.

Kleuren van de vacht

Bij de FCI zijn 3 kleuren erkend:

-Zwart in diverse tinten, bruin en wildkleur(wolfsgrijs en wolfsbruin) Deze kleuren komen al dan niet met aftekening voor. De aftekening kan variëren van donkerbruin naar beige tot grijzig. Een hond kan meerdere kleuren aftekening hebben, bv op de kop donkerder dan op de poten. Een witte aftekening is ook toegestaan, meestal in de vorm van een borstvlek, gedeeltelijk witte poten of een kleine kraag. Het wit mag niet meer dan 20% van de totale vacht bedragen.

De ondervacht is zwart, bruin of (licht)beige. Een hond kan meerdere kleuren ondervacht hebben.

In Finland zijn meerdere kleuren erkent. Een blauwe of andere verdunningskleur is een diskwalificeerde fout.

Niet toegestane kleuren zijn:

Brindle, sable en geel.

HOOGTE
Ideale hoogte voor reuen 51 cm (± 3 cm afwijking wordt getolereerd)
Ideale hoogte voor teven 46 cm (± 3 cm afwijking wordt getolereerd)